Wado Ryu achtergrond

Artikel Willem Neuteboom

Geschiedenis 

Portret van grootmeester Hironori Otsuka I
Portret van grootmeester Hironori Otsuka I

Hironori Otsuka, de stichter van het Wado Ryu karatedo, is afkomstig uit een welgestelde familie met een samoerai achtergrond. Hij is geboren in Shimodate stad, in de provincie Ibaraki, als eerste zoon van de arts Tokujiro Otsuka. Zijn moeder Sato is afkomstig uit de krijgersklasse van de Tuchiura familie.
Tot ongeveer zijn dertigste jaar krijgt Hironori een klassieke bujutsu opleiding. Al op jeugdige leeftijd wordt hij ingewijd in de geheimen van de oude samoerai traditie doordat hij les krijgt in het jujutsu. Deze lessen worden gegeven door Chojiro Ebashi, de oom van zijn moeder en gevechtsinstructeur van de Tuchiura familie. In 1905 begint Hironori Otsuka met de beoefening van het Shindo Yoshin Ryu jujutsu onder leiding van Tatsusaburo Yukiyoshi Nakayama. Deze opleiding rondt hij in 1921 af met een menkyo kaiden leraar diploma. Naast het jujutsu komt hij in de dojo van Nakayama in contact met het moderne kendo en de oude kenjutsu ryuha die zijn leraar beoefent, namelijk het Onno-ha Itto Ryu kenjutsu en het Jikishinkage Ryu kenjutsu. Bovendien maakt hij in deze periode kennis met andere klassieke jujutsu stijlen zoals het Tenjin Shinyo Ryu, Kito Ryu en het Koryu Yoshin Ryu.

De invloed van het Okinawa karate op het Wado Ryu is over het algemeen vrij bekend. In 1922 komt Hironori Otsuka via Gichin Funakoshi in aanraking met het Shorin Ryu karate van de Okinawa grootmeester Anko Itosu. Vanaf die tijd gaat Otsuka zijn eigen stijl vormgeven en studeert daarvoor ook bij andere meesters zoals Kenwa Mabuni van de Shito Ryu en de onbevreesde Choki Motobu, die vooral bekent staat om zijn praktische benadering van het gevecht. Volgens Kazutaka Otsuka sensei – zijn kleinzoon en de huidige grootmeester – gaat Hironori Otsuka omstreeks 1931 het Yagyu Shinkage Ryu kenjutsu beoefenen onder leiding van Gihachiro Kubo, de negende grootmeester van de Tosa Clan. De dojo van Kubo bevond zich in Tokyo, om precies te zijn in Yoyogihachiman Shibuya. Het was Otsuka toegestaan om daar tevens zijn honbu dojo of  hoofdafdeling te vestigen. Daarnaast doet hij in die tijd onderzoek naar de technieken van het Toda Ryu. Deze in 1560 gestichte kenjutsu school heeft een uitgebreid wapenarsenaal, dat vooral gericht is op het hanteren van wapens op het slagveld, met als specialiteit het korte zwaard.

In 1939 wordt het Wado Ryu officieel als stijl geregistreerd bij de Dai Nippon Butokukai in Kyoto, het overkoepelend orgaan van de budokunsten in Japan. Hironori Otsuka blijft hierna voortdurend de stijl verder door ontwikkelen en promoten. Dat zijn inspanning zeer gewaardeerd worden door de Japanse samenleving blijkt uit de maatschappelijke eretitels die hem gedurende zijn leven ten deel zijn gevallen.

Karakteristiek

Een foto uit 1941 met vooraan rechts Hironori Otsuka I tijdens de uitvoering van Chinto.
Een foto uit 1941 met vooraan rechts Hironori Otsuka I tijdens de uitvoering van Chinto.

Hironori Otsuka laat zijn systeem registreren bij de Butokukai onder de naam ‘Wado Ryu jujutsu kenpo’. Gezien de Japanse jujutsu traditie kan uit deze naamgeving geconcludeerd worden dat het Wado Ryu van oorsprong een jujutsu school is waar de nadruk ligt op atemi waza, slag- en stoottechnieken. Dit verklaart mede de ontvankelijkheid voor het kenpo toudi jutsu uit Okinawa.

Een nadere beschouwing van het technisch curriculum toont een compleet jujutsu systeem met te waza (armworpen), koshi waza (heupworpen), kata waza (schouderworpen), ashi waza (beenworpen), sutemi waza (offerworpen) alsmede ongewapende zelfverdediging inclusief arrestatietechnieken met kansetsu waza (klemtechnieken).
Kenmerkend voor het oude jujutsu zijn de idori (verdedigingen vanuit de traditionele Japanse zithouding op de onderbenen), tanto dori (mesverdedigingen) en shinken shiraha dori (zwaardverdedigingen). In de boeken van Funakoshi, ‘Karatedo Kyohan’ uit 1935, en Nakasone Genwa, ‘Karatedo Taikan’ uit 1938, staan een aantal wapenverdedigingen en idori, afkomstig uit dit curriculum, afgebeeld en beschreven. Ook komen in het curriculum kassatsu waza (vitale technieken en reanimatie technieken) voor. Onder tandoku enren gata vallen 16 stuks kata uit Okinawa. De 36 kihon kumite, 10 yakusuko kumite gata en de 10 ohyo gata bevatten de door Otsuka samengestelde kata met partner. Zie de bijlage.

Concepten, bewegingsaspecten en technieken

Hironori Otsuka en zijn zoon Jiro Otsuka tonen shinken shiraha dori, verdediging tegen aanvallen met een Japans zwaard, tijdens een demonstratie in 1965.
Hironori Otsuka en zijn zoon Jiro Otsuka tonen shinken shiraha dori, verdediging tegen aanvallen met een Japans zwaard, tijdens een demonstratie in 1965.

De bewegingsprincipes en technieken van traditionele jujutsu scholen zijn in belangrijke mate afkomstig uit het kenjutsu. De bewegingen van het zwaard zijn geprojecteerd op de bewegingen van de ongewapende zelfverdediging. Soms wordt het koryu jujutsu ook wel aangeduid als “schermen met de handen”. Handbewegingen, hoeken van binnendringen (irimi), het inzetten van aanvallen naar de zwakke zijde van het lichaam van de aanvaller, ontwijkingen en het voetenwerk (ashi sabaki) imiteren de acties van aanvallen en verdedigingen met het korte of lange zwaard. De Yagyu Shinkage Ryu, Jikishinkage Ryu en Itto Ryu zijn zwaardstijlen die de bewegingen en technieken van het Wado Ryu hebben beïnvloed.

Otsuka is een van de Japanse pioniers die de ontwikkeling van de doordringende ontspannen armstoot, gekoppeld heeft aan een snel terugtrekken van de vuist, waardoor er een concentratie van energie ontstaat in het raakpunt. Dit zweepslag principe kan worden toegepast bij lange stoten, slagen en trappen, maar het werkt ook zeer effectief bij korte doordringende stoten, die van dichtbij worden uitgevoerd en vaak voor derden nauwelijks goed zichtbaar zijn. Deze korte stoten ontlenen hun snelheid en kracht aan de ondersteuning van het lichaamszwaarte punt (tanden waza) en de inzet van de spieren om de heupgordel, vaak in samenhang met de rotatie van de romp en een korte verplaatsing van het lichaam (koshi waza). Deze techniek komt sterk overeen met de zogenaamde “one inch punch”, het handelsmerk van de beroemde Bruce Lee.
De tobikomi nagashizuki is een verdediging in de vorm van een directe stoot door het centrum van de aanvaller, gecombineerd met een ontwijking van het lichaam en het gelijktijdig pareren van de aanvalstechniek. Deze techniek heeft veel overeenkomst met zwaardverdedigingen, waarbij een aanval gelijktijdig wordt gepareerd en gecounterd.

Hironori Otsuka toont hoe een stoot naar het hoofd wordt gedeflecteerd met een open handwering genaamd naiwan nagashi uke.
Hironori Otsuka toont hoe een stoot naar het hoofd wordt gedeflecteerd met een open handwering genaamd naiwan nagashi uke.

In het oude bujutsu wordt er van uitgegaan dat één bepaalde beweging of techniek gebruikt kan worden bij verschillende gewapende en ongewapende technieken, plus aan diverse soorten aanvallen het hoofd moet kunnen bieden. Veel getrainde basistechnieken in het kenjutsu zijn de kirioroshi en de kesagiri: een slag van boven het hoofd naar beneden toe en een zelfde slag maar dan schuin. Deze basisbewegingen komt in het jujutsu voortdurend terug in de vorm van weringen, bevrijdingstechnieken, aanzetten van klemmen en het maken van worpen. Het is niet vreemd dat deze manier van bewegen ook in het Wado Ryu terug te vinden is.

Te no uchi betekent de vaardigheid of macht van de handen. De wijze waarop het zwaard wordt vastgehouden is tijdens het hanteren van het zwaard belangrijk. De juiste grip van de handen, waarbij voornamelijk kracht wordt uitgeoefend door laatste twee vingers, de pinken en ringvingers, die de tsuka (handvat) van het zwaard in de handpalmen drukken. De duimen en wijsvingers zijn losjes om de tsuka gevouwen en sturen het zwaard. Allerlei handposities in het Wado Ryu, zoals het maken van vuisten, pakbewegingen en het aanzetten van klemmen, gaan uit van hetzelfde principe.

De standaard zithouding in het Wado Ryu is seiza. Deze zithouding en de manier van gaan zitten en opstaan is overgenomen uit de etiquette van het kenjutsu. Het gaan zitten gebeurd door te hurken met rechte romp en de benen onder het lichaam te vouwen zonder de romp heen en weer te bewegen. De reden is een continue alertheid met overzicht naar de directe omgeving. Bovendien moet er in het kenjutsu tijdens deze actie rekening worden gehouden met de hakama, de traditionele Japanse wijde plooibroek. Voorkomen moet worden dat benen of voeten blijven haken in de hakama.
Als men na een worp op de rug of op de zijde valt dan wordt er niet over de rug doorgerold maar er wordt één voet in de grond gepland en de andere ter verdediging voorwaarts gehouden. Het opstaan gebeurt door het lichaam te keren op de buik, één been onder het lichaam te vouwen, de romp op te richten en vervolgens te gaan staan. Dit is ook terug te zien bij het yoroi kumiuchi, het trainen in harnas. Met een harnas aan plus zwaarden en een mes in de obi of band is dit een handige manier om weer op te staan zonder verstrikt te raken in de eigen wapens, delen van het harnas of de hakama.

Kumite

Junzuki. Hironori Otsuka, Wado Ryu karatedo, 1977.

De zwaard- en mesverdedigingen die in het Wado Ryu worden beoefend zijn een serie kata met partner afkomstig uit het Shindo Yoshin Ryu jujutsu. Hierin komen naast de voor karate kenmerkende atemi waza, aanvalstechnieken met handen en voeten naar vitale punten van het lichaam, ook de aiki technieken voor in de vorm van verschillende taisabaki (lichaamsverplaatsingen), ashi sabaki (voet verplaatsingen), nage waza (werptechnieken) en kansetsu waza (klemtechnieken). De lichaamsbewegingen zijn identiek aan die uit het koryu bujutsu en kenmerken zicht door het zo natuurlijk mogelijk bewegen met een zo zuinig mogelijk gebruik van energie.

Bij alle partneroefeningen wordt er vanuit gegaan dat de aanval plaats vindt met een scherp wapen. Daarom wordt er bij de verdediging altijd een minimale ontwijking met het lichaam uitgevoerd, ook als slechts de blote vuisten en voeten als wapen worden gebruikt. Een stoot of een slag is nog wel te incasseren maar een goed gerichte techniek met een mes of zwaard wordt meestal niet meer naverteld. Bij voorkeur staat de verdediger in migi hanmi positie, dat wil zeggen een iets weggedraaide houding rechts voor, met de armen gebogen voorwaarts gericht, alsof hij in een basishouding staat met een zwaard in zijn handen gericht op een tegenstander (chudan kamae).

Er wordt veel gebruik gemaakt van het overbruggen van afstand door middel van no tsukkomi technieken, dat wil zeggen lange naar voren gerichte doordringende stoten of slagen. Door invechten (irimi) wordt de tegenstander tot pakafstand genaderd. Nog voordat er wordt overgegaan tot werpen, verwurgen of het aanzetten van klemmen worden er vitale punten op het lichaam aangeslagen of geknepen en zijn er in dit stadium van het gevecht technieken voor handen om de tegenstander te controleren. Eén daarvan is het uit het Shindo Yoshin Ryu afkomstige kuzushi, het klemzetten en het verstoren van de balans van de tegenstander. Er wordt hiermee een voordelige positie verkregen om te kunnen doorgaan met het gevecht of te beslissen om terug te gaan naar een neutrale positie.

Het idee om met partner gevechtssituaties te simuleren in de vorm van kata is afkomstig uit de Japanse bujutsu traditie. Ook de martiale traditie van Okinawa kent vele combinatieoefeningen en kata uitgevoerd met partner, zowel zonder als met wapens. Deze wijze van trainen besteed veel aandacht aan de gevechtsprincipes uit het koryu bujutsu.

In de wapenverdedigingen maar ook in de kumite kata is het element van gevaar een wezenlijk onderdeel van de gevechtstraining. Om de gevechtsprincipes optimaal te oefenen moet er zeer scherp getraind worden. Bij gewaarwording van echt gevaar stijgt het waarnemingsvermogen en de overlevingsdrang. Een echt duel geeft een samoerai slechts een kans van 33% om het gevecht te winnen. In de andere 67% wordt hij met zijn opponent gewond, met vaak later een fatale afloop, dan wel direct gedood.

Kobo ichi

Te no hira nagashi uke + jodan nagashi uke. Hironori Otsuka, Wado Ryu karatedo, 1977.

Het concept kobo itchi vormt de basis van alle klassieke bujutsu. Het gaat er van uit dat in een gevecht aanval en verdediging hetzelfde zijn: kogeki soku bogyo – bogyo soku kogeki, aanvallen is gelijk aan verdedigen en verdedigen is gelijk aanvallen. Welke van de twee prioriteit krijgt hangt af van de situatie. De meest offensieve vorm is sen o sen, waarbij het initiatief wordt genomen en de meest defensieve vorm is het go no sen principe, waar gekozen wordt om de aanval af te wachten en de verdediging in onderdelen uit te voeren.
In de bewegingskarakteristiek van het Wado Ryu wordt het kobo ichi vertaald naar san mi ittai, drie bewegingsaspecten samen: ten i is het veranderen van lichaamspositie; ten tai is ontwijken met het lichaam door heupdraaiing, gewichtsverplaatsing en voetverplaatsing; ten gi is het toevoegen van technieken zoals het gelijktijdig deflecteren en counteren. Het kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. De ene keer worden de aanvallen volledig ontweken, de andere keer half gepareerd en tenslotte kunnen ze alleen van richting worden veranderd.

Daarnaast zijn er binnen het Wado Ryu drie andere belangrijke bewegingsprincipes die in de verschillende kumite vormen getraind worden. Nagasu is ontwijken met het lichaam en de aanval voorbij laten gaan. Letterlijk vertaald betekent het wegdrijven. Net als water dat bij aanraking uiteen wijkt, zo wordt de aanval ontweken met een vloeiende neutraliserende beweging van het lichaam. Inasu is deflecteren. De aanval van de tegenstander wordt van richting veranderd, waarbij de aanvaller uit evenwicht wordt gebracht, zonder gebruik van veel kracht. Noru wordt ook wel aangeduid als rijden. Er wordt contact gemaakt met de ledenmaten van de aanvaller en druk uitgeoefend met behulp van het lichaamsgewicht. Dit principe wordt ook toegepast bij ‘pushing hands’ oefeningen. Fumio Sugasawa sensei, een vooraanstaand Wado Ryu docent, omschrijft deze principes in het kort als: absorberen, roteren, deflecteren en counteren in één beweging. De aanval ondervindt geen weerstand. Als een korenveld in de wind wordt met de aanval mee bewogen. Na de ontwijking wordt de teruggaande beweging van het lichaam gebruikt om kracht te genereren voor de tegenaanval.

Mudana

Awase nagashi uke. Hironori Otsuka, Wado Ryu karatedo, 1977.

De vormen (kata) die in het Wado Ryu zowel solo als met partner worden beoefend zijn zeer dynamisch, zonder het toepassen van overbodige technieken (mudana waza o tsukawa nai), het maken van onnodige bewegingen (mudana doza o shinai) of overbodig energie verlies ten gevolge van overdreven grote en krachtige bewegingen en lichaamsspanning (mudana chikara o irenai). Hoewel de technieken dynamisch worden uitgevoerd, beweegt het gehele lichaam op een ontspannen natuurlijke wijze, met een constante energie stroom en met een zuinig gebruik van energie.

De solovormen Seishan en Chinto worden binnen het Wado Ryu gezien als meest specifiek voor de stijl. Deze kata bevatten veel gewichtsverplaatsingen, draaiingen om de lengteas en korte snelle bewegingen. Daarnaast komen de standen naifanchi dachi, yoko– en tate seishan dachi niet alleen in de solo-kata maar ook in de partner-kata veelvuldig terug. Het zijn praktische standen waarin tijdens het aarden de natuurlijke krachtlijnen hun werk doen in samenhang met het activeren van de seika tanden (gebied onder de navel waar lichaamsenergie wordt geconcentreerd). De solo-kata dienen uitgevoerd te worden met aandacht voor de levendigheid, kracht, spierspanning en spier ontspanning, ritme, ademhaling, balans, aarding en dosering van energie, dat wil zeggen afwisseling van zachtheid en hardheid.

Sport

Op het einde van de negentiende eeuw maakt het brute duelleren in het kenjutsu, vaak resulterend in ernstige

verwondingen met dodelijke afloop, plaats voor het moderne kendo. Met bamboe zwaarden en met lichaamsbescherming wordt gestreden om de eer en de roem. In het jujutsu vind een zelfde ontwikkeling plaats. Door het weglaten van gevaarlijke technieken weet Jigoro Kano het jujutsu om te vormen tot het Kodokan judo zodat het in wedstrijdverband kan worden beoefend. In navolging hiervan maken Hironori Otsuka samen met Yasuhiro Konischi, ook een jujutsuka en kendoleraar met een grote belangstelling voor het Okinawa karate, een begin voor een sportcomponent van het karate. Voor het snelle, dynamische en praktische Wado Ryu karatedo is de stap naar het wedstrijdgevecht niet zo groot. Dit resulteert in randori en shiai kumite, het oefengevecht waarbij technieken worden uitgewisseld, en het sparren op een veilige manier in wedstrijdverband met een strak regelement.

Kake nagashi uke. Hironori Otsuka, Wado Ryu karatedo, 1977.

De Butokukai wenst dat het karatedo zich naar buiten toe uniform presenteert. Hiertoe worden er regels opgesteld ten aanzien van etiquette, kleding en onderwijs. De hakama maakt plaats voor de witte karate gi, een stevig jasje met lange broek. Naar voorbeeld van het kendo en judo wordt er een systeem met dan-graden ingevoerd, die het technische niveau aan geeft. Voor leraren wordt het menkyo kaiden diploma vervangen door titels, die ontwikkelingsfasen aanduiden: shido, renshi, kyoshi en hanshi.

Filosofie

De opvattingen en theorieën van Hironori Ohtsuka volgen het gedachtegoed van de Japanse martiale traditie. Het shintoïsme vormt, net als bij zovele andere Japanners, de religieuze achtergrond van de Otsuka familie. Het manifesteert zich in de aandacht voor rituelen en zuiverheid, de rol van de eigen traditie en de verbondenheid met de natuur. Uit het confucianisme komt de code die maatschappelijke deugden propageert en daarmee de morele weg aangeeft. Mede dankzij het Yagyu Shinkage Ryu heeft de filosofie van het zenboeddhisme een plaats gekregen binnen het bujutsu. De denkbeelden van deze zwaardschool zijn in de eerste helft van de zeventiende eeuw vastgelegd door de zwaardmeester Yagyu Tajima no kami Munenori, die weer geïnspireerd is door zijn spirituele mentor, de zenmeester Takuan Soho. Daarnaast is er de taoïstische filosofie, die uitgaat van de natuurlijke weg, de balans van het circulaire universum en de dualiteit: de tegenstellingen die in continue beweging en verandering zijn. Het taoïsme appelleert aan gevechtskunsten omdat het wordt geassocieerd met simpelheid, soberheid, puurheid. Kortom het weglaten van overbodigheden. In de geschriften van de ‘Tao Te Ching’ van de Chinese wijsgeer Lao Tzu wordt de tao aangeduid als de weg of pad in de zin van levensweg of geestelijk pad. In het Japans wordt deze weg do of michi genoemd.

Uit de onderwijzingen van Hironori Otsuka spreekt een diepe betrokkenheid bij het menselijk welzijn. Hij ziet het karatedo als een spirituele discipline dat met gebruikmaking van dezelfde fysieke trainingsmethoden als het bujutsu streeft naar zelfrealisatie waarbij techniek wordt gezien als middel. Een budo in de ware betekenis van het woord, namelijk een weg (do) om de speer te stoppen (bu), niet om oorlog te voeren, maar om de vrede te bewaren.

Wasuru Ten-Chi-Jin no Ri-Do // Ten-Chi-Jin no Ri-Do ni Wasuru 

Gaiwan nagashi uke. Hironori Otsuka, Wado Ryu karatedo, 1977.

De natuur is een oneindige bron van inspiratie voor Hironori Otsuka. Universele natuurwetten, algehele waarheden met referenties naar de natuur komen voor in zijn geschriften en onderwijzingen. Bij de interpretatie van menselijke bewegingen en martiale technieken wordt gerefereerd aan natuurlijke grootheden zoals water, lucht, aarde, zwaartekracht. Deze worden verklaard volgens de wetten van de mechanica, dynamica en biofysica. Technieken moeten oneindig aanpasbaar en veranderbaar zijn, net als water, lucht en ruimte dat zijn.
De martiale kunsten komen overeen met de wetten van de natuurlijke orde en de kosmos. Om dit te duiden gebruikt hij een model afkomstig uit een waka, een oude dichtvorm bestaande uit 31 lettergrepen, waaruit de naam Wado voortkomt: “Wasuru (7) Ten (1) Chi (2) Jin (3) no (4) Ri (5) Do (6) ni …”.
Ten betekent hemel, lucht. Chi betekent aarde, de grond onder onze voeten. Jin betekent mens of mensheid. Deze drie grootheden zijn onafscheidelijk. Het is niet mogelijk voor Jin om zijn plicht jegens Chi te verzaken en Jin is tevens gebonden aan de wetten van Ten. Jin is gepositioneerd als verbinding tussen hemel en aarde, voeten op de grond en hoofd in de lucht. Jin is afhankelijk van Ten en Chi. Hemel en aarde kunnen bestaan zonder de mens maar de mens kan niet bestaan zonder hemel en aarde. Ri-do kan omschreven worden als de logische, juiste of natuurlijke weg. Ten, Chi en Yin is de logische weg en samen vormen ze de al omvattende harmonische eenheid Wa.
Het karakter Wa bevat de twee concepten van harmonie en gemeenschappelijkheid dat belichaamd wordt door een aantal gewaardeerde eigenschappen zoals orde, kalmte, eenheid, vrede, conformiteit en groepsbewustzijn. Wa omschrijft hiermee de essentie van de Japanse cultuur. Het oude Japan heet oorspronkelijk Yama-to, het land van de grote Wa en de mensen die hier leven werden Wa-jin, de mensen van Wa, genoemd. Japanners claimen Wa als een belangrijke pijler van de Japanse samenleving en voeren het aan als de reden van het succes van het voortbestaan van hun natie.

Hironori Otsuka (rechts) en Toshio Kato tonen een tanto dori genaamd kote nage dori. Het is een kata afkomstig van het Shindo Yoshin Ryu jujutsu en toont een verdediging tegen een aanval met een dolk. Uit Karatedo Taikan van Genwa Nakasone, 1938.

Bijlage: Origineel Wado Ryu technisch curriculum.
Dit is het technisch curriculum zoals geregistreerd bij de Butokukai te Kyoto in 1939. Revisie bij de Tojo Butokukai (T.B.) in 1942-1945. Bron: Fujiwara, 60 jaar Wadokai.

Tandoku en ren gata 9.
Pinan: shodan, nidan, sandan, yondan, godan; Kushanku, Naifanchi, Seishan, Chinto.
T.B. 7: Wanshu, Bassai, Jitte, Jion, Niseishi, Rohai, Suparinpei.
Kihon kumite 36.
Jodan uke 10 (omote, ura); Chudan uke 10 (omote, ura); Gedan uke 6 (harai, kosa, morote, hasa mite); Nidan henka 6
(omote, ura); Sandan henka 4 (omote, ura).
Idori gata 6 (verdediging vanuit seiza).
Mae dori 4: Shin no kurai, Soe dori, Gozen dori, Kinsha dori; Ushiro dori 2: Kade dori, Wata sei dori.
T.B. 4: Tobi chi gai dori, Nukimi no Metsuke dori, Kojiri kaeshi dori, Ryote dori.
Tachiai 10.
Ude otoshi, Se otoshi, Eri otoshi, Sode otoshi, Ashi guruma, Koshi guruma, Kata guruma, Hiki otoshi, Karisute, Kinuku euri,
Te hodoki, Nage kaeshi, Shodan Tachiai (uit het Shindo Yoshin Ryu).

T.B. 14: De ashi gari, O soto gari, Ko soto gari, O uchi gari, Ko uchi gari, Seoi nage, Ushiro goshi, Tai otoshi, Harai goshi,
Uchi mata, Yoko otoshi, Sumi kaeshi, O guruma, Yoko gake.
Yakusoku Kumite gata 10 (zelfde als de huidige Yakusoku Kumite).
Ohyo gata 10 (samenstelling van Kihon Kumite en Tachi ai gata).
Tanto dori (mesverdedigingen).
Ude garami dori, Kote nage dori, Unga dori, Eri nage dori, Zu dori, Hikitate dori, Hikiotoshi dori.
T.B. 7: Nage kaeshi (Shindo Yoshin Ryu).
Shinken Shiraha dori/Tachi dori 6 (zwaardverdediging).
Jodan, Kesa, Do, Tsuki, Kote, Nagi.
T.B. 5: Jodan dori, Chudan dori, Gedan dori, Wakigamae dori, Hasso dori.
Kassatsu Jizai gata 5 (vitale technieken en reanimatie technieken).
Sui katsu, Raku katsu, Ou katsu, Yu katsu, En katsu.
T.B. 7: Tou katsu, Da katsu (Shindo Yoshin Ryu).
Ratai dori 3 (naakte technieken).
Maei dori, Yoko dori, Ushiro dori (Shindo Yoshin Ryu).
Keisatsu Taiho jutsu 14 (arrestatietechnieken voor de politie).
Teiho doki 2, Kansetsu waza 3, Nage waza 5, Osae waza 4 (Shindo Yoshin Ryu).
Joshi Goshin jutsu 15 (zelfverdediging voor vrouwen).
Mae dori 6, Yoko dori 2, Ushiro dori 3, Osae dori 4.